Koning Erik VI ("de Overwinnaar") overlijdt in Gamla Uppsala ("Oud-Uppsala") na een regeerperiode van 25 jaar. Hij wordt opgevolgd door zijn enige zoon Olaf II ("de Schatkoning") als heerser van Zweden.[1]
In Noorwegen breekt een opstand uit tegen koning Håkon Sigurdsson. Håkon wordt vermoord en Olaf Tryggvason wordt oor de adel gekozen als koning. Hij sticht de eerste kerk van het land, in Moster.[2]
29 juli - García I Fernandez wordt tijdens het jagen gevangengenomen door de Moren. Hij raakt hierbij gewond en wordt als trofee naar Córdoba afgevoerd. Later overlijdt García aan zijn verwondingen.[3]
Koning Kenneth II wordt tijdens een banket vermoord. Hij wordt opgevolgd door zijn neef Constantijn III (een zoon van wijlen koning Culen) die na de dood van Kenneth de macht grijpt in Schotland.[6]
↑Jones, Gwyn (1973). A History of the Vikings, p. 128. Oxford University Press. ISBN 0-19-285063-6
↑Stark, Rodney; Finke, Roger (2000). Acts of Faith: Explaining the Human Side of Religion, p. 69. University of California Press. ISBN 978-0-520924345.
↑Collins, Roger (2012). Caliphs and Kings of Spain, 796–1031, p. 254. ISBN 978-1-118-73001-0.
↑Reuter, Timothy (1999).The New Cambridge Medieval History: Volume III, p. 342. Cambridge University Press. ISBN 978-0-521-36447-8.
↑Třeštik, Dušan (1997). The Dawn of the Přemyslids. Ingoing of the Bohemians into history, p. 530. Praha. ISBN 80-7106-138-7.
↑Duncan, A.A.M. (2002). The Kingship of the Scots 842–1292: Succession and Independence, pp. 24–25. Edinburgh University Press. ISBN 0-7487-1626-8.
↑Lawler, Jennifer (2018). Encyclopedia of Women in the Middle Ages, p. 11. McFarland. ISBN 978-1-4766-0111-3.
↑Reginald L. Poole (1911). Burgundian Notes: The English Historical Review, pp. 314–315. Volume 26.