André Dussollier (Annecy, 17 februari 1946) is een Frans acteur. Hij is gekend voor zijn voorname elegantie en zijn heldere stem.
Biografie
Opleiding en beginjaren met de Nouvelle Vague
André Dussollier kreeg heel vroeg de toneelmicrobe te pakken. Zijn ouders waren belastingsambtenaren die hem stimuleerden om na zijn 'baccalauréat' eerst universitaire studies te volgen. Hij voltooide schitterende literatuurstudies aan de universiteit van Grenoble. Tijdens en na zijn studententijd bleef hij gebiologeerd door het theater en besloot dan ook naar Parijs te trekken om er zijn geluk als acteur te beproeven. In 1969 volgde hij er eerst lessen die hem voorbereidden op het Conservatoire national supérieur d'art dramatique (CNSAD). Dankzij de eerste prijs die hij behaalde geraakte hij in 1972 aan de slag bij de Comédie-Française. In datzelfde jaar werd hij door François Truffaut opgemerkt in een stuk van Georg Büchner. Truffaut castte hem meteen naast Bernadette Lafont en Charles Denner voor zijn tragikomedie Une belle fille comme moi. Ook andere Nouvelle Vague-cineasten zoals Éric Rohmer, Claude Chabrol en Jacques Rivette en auteurs zoals Claude Lelouch en Jacques Bral deden een beroep op hem in zijn beginjaren. Hier vond zijn imago van de subtiele, charmante, ietwat schuchtere intellectueel zijn oorsprong.
Ontmoeting met Alain Resnais
In 1982 maakte hij kennis met Nouvelle Vague-cineast Alain Resnais die hem een rol gaf in de tragikomedie La vie est un roman (1983). Op de set ontmoette hij andere acteurs zoals Pierre Arditi, Sabine Azéma en Fanny Ardant die samen met hem een eerste keer Resnais' filmisch universum hielpen gestalte geven. Resnais bleef heel regelmatig met hen samenwerken, met de fijnbesnaarde en elegante Dussollier nog zes keer.
Succes en bekroning
In 1985 behaalde hij uitgerekend met een komedie zijn eerste groot populair succes. Trois hommes et un couffin was een millionseller en de meest bekeken bioscoopfilm van Frankrijk dat jaar. Tegen zijn imago in vertolkte hij een van de vrijgezellen die zich tegen heug en meug ontfermen over een baby. Hij speelde verder in films van uiteenlopende aard van gevierde regisseurs zoals onder meer Edouard Molinaro, Francis Girod en Resnais.
Op een officiële bekroning moest hij evenwel wachten tot 1993 toen hij voor het psychologisch drama Un coeur en hiver, de voorlaatste film van veteraan Claude Sautet, zijn eerste César in ontvangst mocht nemen. Vanaf dan werd hij een van de meest gevraagde acteurs van zijn generatie. Rollen in een regie van geconsacreerde cineasten zoals Costa-Gavras, Yves Robert, Michel Deville, Yves Angelo of Ettore Scola volgden elkaar in een snel tempo op. Na meer dan 10 jaar was hij ook weer present in een film van Resnais : voor diens komedie On connaît la chanson (1997) kreeg hij zijn tweede César.
Drukke jaren 2000-2015
Omstreeks het jaar 2000 dreef hij het aantal films nog op. In die tijd ontmoette hij Jean Becker die net zijn tweede filmadem gevonden had. Hij speelde de hoofdrol in drie opeenvolgende films van Becker, de tragikomedie Les Enfants du marais (1999), de misdaadfilm Un crime au Paradis (2001) en het drama Effroyables Jardins (2003). Hij maakte ook kennis met Jean-Pierre Jeunet voor wie hij eerst de vertelstem was in de enorm succesrijke komedie Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain (2001). Daarna speelde hij mee in diens Eerste Wereldoorlogdrama Un long dimanche de fiançailles (2004) en in diens komedie Micmacs à tire-larigot (2009). Met La Chambre des officiers (2001) behaalde hij zijn derde César. In dit erg aangrijpende Eerste Wereldoorlogdrama vertolkte hij een serene en empathische militaire chirurg die de "gueules cassées" zo goed mogelijk probeerde een nieuw gezicht te geven.
Met Frédéric Schœndœrffer draaide hij de politiefilm Scènes de crimes (2000) en de spionagefilm Agents secrets (2004). Die twee films kondigden het genre films aan waarop Dussollier zich, naast zijn optredens in komedies, meer en meer zou toeleggen. Zo was hij te zien in thrillers zoals Lemming (Dominik Moll, 2005), Ne le dis à personne (Guillaume Canet, 2006) of Impardonnables (André Téchiné, 2011). Hij was ook een erg geloofwaardige prefect of commissaris in politiefilms zoals Vidocq (2001) of 36 quai des Orfèvres (2004).
Daarnaast bleef hij het komediegenre vlot bespelen, in de eerste plaats in Mon petit doigt m'a dit... (2005), Le crime est notre affaire (2008) en Associés contre le crime (2012), een politiekomedietrilogie gebaseerd op werk van Agatha Christie. De verhalen waren opgebouwd rond haar personage Tommy 'Bélisaire' Beresford, aan wie Dussollier perfect gestalte gaf. Pure komedie waren onder meer het succesrijke Tanguy (2001), 18 ans après (2003), het vervolg op Trois hommes et un couffin, Tais-toi ! (2013) van filmduizendpoot Francis Veber en Musée haut, musée bas (2008) en Brèves de comptoir (2014), twee prenten van Jean-Michel Ribes.
Ook in de jaren 2000 bleef hij trouw aan Resnais met wie hij Cœurs (2006) en Les Herbes folles (2009) verwezenlijkte. Hij was ook van de partij in het drama Aimer, boire et chanter (2014), Resnais' testamentfilm. In 2014, een druk en succesrijk jaar voor Dussollier, vertolkte hij in de historische film Diplomatie de Zweedse consul Raoul Nordling die een belangrijke rol speelde bij de Bevrijding van Parijs.
Naast zijn filmwerk werkt Dussollier ook voor de radio. Hij is tevens regelmatig te zien op de planken en op het kleine scherm.
Filmografie (selectie van bioscoopfilms)
Prijzen en nominaties
Prijzen
Nominaties