Anna Wasa was de dochter van koning Gustaaf I van Zweden en diens tweede vrouw Margaretha Leijonhufvud. Aan haar opvoeding en onderwijs werd, zoals gebruikelijk bij de kinderen van Gustaaf I, veel aandacht besteed. In 1556 werden er in opdracht van de koning portretten gemaakt van Anna en haar zuster Catharina; dit met het oog op toekomstige huwelijksonderhandelingen. Rond 1560 ontstonden er plannen voor een huwelijk tussen het Zweedse koningshuis en het huis Wittelsbach, waarvan de tak Palts-Veldenz regeerde over het gelijknamige vorstendom. In eerste instantie was er sprake van een huwelijk tussen de Zweedse prinses Cecilia en George Johan I van Palts-Veldenz. In oktober 1562 werd er echter in Stockholm een overeenkomst getekend voor een huwelijk tussen George Johan I en Cecilia's jongere zuster Anna. Het huwelijk zelf werd op 12 december 1562 met groots feestelijk vertoon gesloten.
Anna Wasa bracht een bruidsschat van 300.000 gulden mee in het huwelijk. Dit was voor een Zweedse prinses gebruikelijk maar een enorm bedrag naar begrippen van Palts-Veldenz. Zij ontving bij het huwelijk de stad Lauterecken, het klooster Sint-Remigiusberg en de Michelsburcht, en daarnaast ook de inkomsten uit de stad Alsenz.
Huwelijk
In het voorjaar van 1563 vertrok Anna Wasa met haar man naar zijn vorstendom. Tussen 1564 en 1586 kreeg zij twaalf kinderen, van wie er vijf jong stierven[1]. Het huwelijk stond bekend als gelukkig. In deze periode hield zij zich niet actief bezig met het landsbestuur.
De bruidsschat had George Johan I tot een van de rijkste vorsten van Zuidwest-Duitsland gemaakt. Hij wist echter met die rijkdom niet verstandig om te gaan en stortte zich in risicovolle financiële en politieke avonturen die vaak slecht afliepen. Ook had hij een voorliefde voor het voeren van kostbare juridische procedures. Toen hij op 8 april 1592 stierf stond Palts-Veldenz - en het vorstenhuis - er financieel erg slecht voor. De schulden bedroegen honderdduizenden guldens.
Rol als vorstin-weduwe
Na de dood van haar man speelde Anna Wasa een belangrijke rol bij het saneren van de financiële en bestuurlijke wanorde die hij had nagelaten; ze stond haar oudste zoon George Gustaaf met raad en daad terzijde bij het landsbestuur. Zij zag af van de eigen hofhouding waarop ze als vorstin-weduwe recht had en woonde meestal bij haar getrouwde dochters. Ze gebruikte de inkomsten van haar weduwgift (de landerijen en inkomstenbronnen die haar volgens de huwelijksovereenkomst zouden toekomen bij het overlijden van haar man) om financiële orde te herstellen. Ze probeerde een oplossing te vinden voor de problemen die waren ontstaan door het testament van George Johan I. Deze had namelijk besloten om het vorstendom Veldenz te verdelen onder zijn drie zoons, wat leidde tot jarenlange juridische strijd tussen de broers. Anna Wasa speelde hierbij een bemiddelende rol. Pas toen de ergste financiële problemen waren opgelost en er een oplossing was gevonden voor de geschillen tussen haar zoons, vestigde Anna Wasa zich als vorstin-weduwe in Lauterecken. Daar was ze geliefd bij de plaatselijke bevolking vanwege haar milde bestuur en liefdadigheid. Zij stierf er op 30 maart 1610 en is begraven in de kloosterkerk Sint Remigiusburg.
Ondanks de inspanning van Anna Wasa herstelde Palts-Veldenz nooit meer volledig van de financiële catastrofe onder George Johan I; de jaarlijkse rente op de resterende schuldenlast bleef nauwelijks op te brengen. Later in de 17e eeuw werd het land ook zwaar getroffen door de Dertigjarige Oorlog en de Negenjarige Oorlog. Anna Wasa's kleinzoon Leopold Lodewijk was de laatste vorst van Palts-Veldenz. Na zijn dood in 1694 hield het vorstendom op te bestaan als zelfstandige staat.
Huwelijk en nakomelingen
George Johan I en Anna kregen 5 zoons en 7 dochters, waarvan er een aantal zeer jong stierven.[1] Bekend zijn: