Hoffmann von Fallersleben werd geboren te Fallersleben, Nedersaksen, kwam in 1821 naar Nederland om kennis te maken met de overblijfselen van de Middelnederlandseletterkunde, waarvan hij een vurig beminnaar en beoefenaar was. Aan deze "litterarische Reise" heeft men de uitgave te danken van zijn Horae Belgicae, met daarin de eerste tekstedities van een aantal Middelnederlandse werken. In enkele gevallen bleef zijn editie tot eind 20e eeuw de enige gedrukte versie. Hij werd in 1830 buitengewoon en in 1835 bijzonder hoogleraar te Breslau, maar in 1842 werd hij vanwege zijn liberale beginselen van zijn post ontheven. In 1841 dichtte hij op HelgolandDas Lied der Deutschen (Het Lied der Duitsers), waarvan het derde couplet het Duitse Volkslied is. In 1860 werd hij bibliothecaris in de benedictijnerAbdij van Corvey aan de Wezer, waar hij op 19 januari1874 overleed.
Werk (o.a.)
Poëzie
Lieder und Romanzen (1821)
Gedichte (1827)
Buch der Liebe (1836)
Gemischte Gedichte (1841)
Schlesische Volkslieder mit Melodien (1842) (met E. Richter)
Fünfzig Kinderlieder (1848)
Studies
Fundgruben für die Geschichte deutscher Sprache und Literatur (2 dln., 1830–1837)
Geschichte des deutschen Kirchenliedes bis auf Luthers Zeit (1832, 2e druk 1861)