Een centraal element in Amstrongs werk is zijn universaliarealisme. Dit houdt in dat het naast objecten ook nog eigenschappen te onderkennen zijn als fundamentele entiteiten. Armstrong stelt deze voor als zintuiglijk en afhankelijk van de objecten, waarvan ze niet onafhankelijk kunnen bestaan. Zijn voornaamste reden voor de aanname van universalia is, het door hem benoemde "truth maker principle": Voor elke component van de waarheid moet er iets bestaan, dat het waar maakt. Zo dienen ook eigenschappen te bestaan, die het bewijs van deze eigenschappen bewaren.
1960, Berkeley's Theory of Vision: A Critical Examination of Bishop Berkeley's Essay towards a New Theory of Vision. Melbourne: Melbourne University Press, 1960.
1961, Perception and the Physical World. London: Routledge & K. Paul.
1962, Bodily Sensations. London: Routledge & K. Paul, 1962.
1968, A Materialist Theory of the Mind. London: Routledge & K. Paul.
1973, Belief, Truth and Knowledge. London: Cambridge University Press.
1978, Universals and Scientific Realism. Cambridge: Cambridge University Press.
1981, The Nature of Mind and Other Essays. Cornell University Press.
1983, What is a Law of Nature? Cambridge: Cambridge University Press.
1989, A Combinatorial Theory of Possibility. Cambridge: Cambridge University Press.
1989, Universals: An Opinionated Introduction. Boulder, CO: Westview Press.
1997, A World of States of Affairs. Cambridge: Cambridge University Press.
1999, The Mind-Body Problem: An Opinionated Introduction. Boulder, CO: Westview Press.
2004, Truth and Truthmakers. Cambridge University Press.
John Bacon, Keith Campbell & Lloyd Reinhardt (eds.), Ontology, Causality, and Mind: Essays in Honor of D.M. Armstrong. Cambridge: Cambridge University Press, 1993.
J. Franklin, Corrupting the Youth: A History of Philosophy in Australia (Macleay Press, 2003), chs 9, 11, 12,