Naar eigen opgave heeft Die Linke 54.214 leden (peildatum 31 december 2022).[1] De partij staat deels onder toezicht van het Bundesamt für Verfassungsschutz op grond van vermeende extremistische opvattingen en onder volledige observatie in sommige deelstaten.
Na de hereniging met West-Duitsland behaalde de partij altijd zetels in de Bondsdag, daarbij geholpen door het feit dat de kiesdrempel in de Bondsdag van 5 % sinds de Duitse hereniging niet meer nationaal, maar ook regionaal bepaald is. Het grootste aantal zetels haalde zij in 1998, toen 36 zetels en 5,1 procent van de stemmen werd behaald. Een dieptepunt werd bereikt in 2002 toen de PDS maar 2 zetels behaalde bij de verkiezingen voor de Bondsdag. De partij ging daarom een gematigdere koers varen en benoemde Lothar Bisky (opnieuw) als voorzitter. Daarna begon de partij weer te groeien en bouwde vooral een basis op in het voormalige Oost-Duitsland. In West-Duitsland bleef de partij het slecht doen in de verkiezingen en had een laag ledenaantal. Voor de verkiezingen van 2002 ging zij daarom een lijstverbinding aan met Arbeit & soziale Gerechtigkeit - Die Wahlalternative. Dit was een nieuw gevormde partij die vooral bestond uit ontevreden leden van de SPD, vakbondsleden en verschillende links-radicalen.
In de aanloop naar de verkiezingen deed de PDS/WASG het goed in de peilingen. Zij stond op 12 procent en leek qua grootte de derde partij van Duitsland te worden. Oud-SPD-leider Oskar Lafontaine stelde zich kandidaat voor de partij. Ook Gregor Gysi keerde terug, nadat hij twee hartaanvallen en een hersenoperatie had ondergaan. Hij was samen met Lafontaine lijsttrekker. Gealarmeerd door de populariteit van de partij in de peilingen begonnen de gevestigde politici PDS/WASG aan te vallen en schilderden hen af als “linkse populisten” en beschuldigden hen ervan te flirten met neonazistemmers. Om deze laatste beschuldiging te onderbouwen, werd vaak verwezen naar een uitspraak van Lafontaine vroeg in de campagne, die buitenlandse arbeiders met een term uit de nazitijd (Fremdarbeiter) omschreef als een bedreiging. Uiteindelijk behaalde de partij 53 zetels en 8,7 procent van de stemmen. Daarmee werd zij de vierde partij van Duitsland.
De beide partijen fuseerden op 27 maart 2007 en gingen verder onder de naam Die Linke. De nieuwe partij won snel aan populariteit in het westen van Duitsland door zetels te winnen in de parlementen van Bremen, Hessen en Hamburg. In 2009 haalde zij 8 zetels en 7,5 procent van de stemmen voor de verkiezingen in het Europees Parlement. Ook bij de verschillende deelstaatverkiezingen was de partij succesvol. De electorale instorting van de SPD bij de verkiezingen van 2009 bood kansen aan Die Linke. Bij de verkiezingen van het parlement behaalde zij 11,9 procent van de stemmen en groeide van 54 tot 76 zetels.[2] In 2013 viel het zetelaantal terug naar 64; in 2017 steeg het opnieuw naar 69. In Brandenburg, Thüringen en Berlijn neemt Die Linke deel aan deelstaatregeringen.
In november 2023 maakte Sahra Wagenknecht bekend per direct met nog acht parlementariërs uit de Bondsdagfractie van Die Linke te stappen en de nieuwe beweging Bündnis Sahra Wagenknecht (BSW) op te richten. Wagenknecht wil een andere, sociaal-conservatieve en nationalistischere koers varen en concurreren met de extreemrechtse Alternative für Deutschland (AfD). Hierdoor zal Die Linke per 6 december 2023 in de Bondsdag haar status van fractie verliezen en is ze van plan een groepsstatus aan te vragen, waarmee een deel van de debatrechten en financiële steun behouden kan worden.[3]
Standpunten
Die Linke is democratisch-socialistisch. Er zijn verschillende stromingen binnen de partij, variërend van communistisch tot centrumlinks. De partij had lange tijd geen gedetailleerd verkiezingsprogramma, maar bij de fusie was wel een document met de politieke hoofdpunten opgesteld. Het officiële partijprogramma werd in oktober 2011 goedgekeurd. Op financieel-economisch gebied streeft Die Linke meer solidariteit en herverdeling van inkomsten na. Dit wil zij doen door arbeiders meer zelfbeschikking te geven, belastingverhogingen voor rijke bedrijven en particulieren, het tegengaan van privatiseren en de introductie van een minimumloon.
De partij is een sterk voorstander van Europese samenwerking. Ook streeft de partij naar een betere democratisering van de Europese instellingen. Daarom is zij ook tegen het Verdrag van Lissabon. Die Linke vindt dat er een sterkere rol in de internationale politiek moet zijn weggelegd voor de Verenigde Naties. Ook hekelt zij elke vorm van militarisme. Zij keerde zich tegen de oorlog in Afghanistan.
Bij de Bondsdagverkiezingen van 2021 behaalden Die Linke 4,9% van de stemmen en bleven zo onder de kiesdrempel van 5% die nodig is voor zitting in de Bondsdag. De partij behaalde echter minstens drie directe mandaten in de kiesdistricten, en dan vervalt de kiesdrempel.
De partij werd vanaf de oprichting in 2007 vanwege haar programmapunten door de Duitse veiligheidsdienst (Bundesamt für Verfassungsschutz) ingeschaald als extremistisch en wordt sindsdien in de gaten gehouden: aanleiding voor de observatie is het 'stellen van de systeemvraag', de vraag naar eigendoms- en machtsverhoudingen.[5] Die Linke staat zowel op federaal niveau als in verschillende deelstaten onder observatie. Deze houdt toezicht op organisaties die een bedreiging vormen voor de vrijheid en democratie zoals deze zijn vastgelegd in de Duitse grondwet. De veiligheidsdienst brengt hier jaarlijks een rapport over uit. Vooral het marxistisch-leninistischeCommunistisch Platform werd genoemd als een mogelijke bedreiging. Sinds 2014 is de observatie van Bondsdagleden door de BfV opgeheven.[6]
Voormalig Bondsdaglid Lutz Heilmann was voorheen in dienst van de Stasi. Om bepaalde aspecten rond zijn persoon te verhullen voerde hij een kort geding tegen de Duitse chapter van Wikimedia. Door de rechterlijke uitspraak werd de link van de website www.wikipedia.de naar de Duitstalige wikipedia (de.wikipedia.org) gedurende het weekend van 15 en 16 november 2008 tijdelijk verwijderd.
Interne stromingen
Die Linke kenmerkt zich door een aantal interne stromingen, meestal platformen of fora genoemd;
Communistisch Platform (Kommunistische Plattform, KPF); is oorspronkelijk gevormd als een deel van de PDS. Het is minder kritisch ten aanzien van de Duitse Democratische Republiek dan andere groepen, en het heeft orthodoxe marxistische posities. Een "strategische doelstelling" van het KPF is "een nieuwe socialistische samenleving bouwen, met behulp van de positieve ervaringen van echt socialisme en het leren van fouten".[7] De belangrijkste leider is Sahra Wagenknecht, die lid is van het Nationaal Comité van Die Linke. Op mei 2008 had het platform ongeveer 961 leden[8] - ongeveer 1% van alle leden van Die Linke.
Antikapitalistisch Links (Antikapitalistische Linke); vertegenwoordigt de leden die kritisch zijn ten aanzien van deelname aan coalitieregeringen. Zij zijn van mening dat regeringsdeelname afhankelijk dient te zijn van een aantal minimumcriteria, waaronder geen privatiseringen, geen betrokkenheid bij oorlogen en geen bezuinigingen op de sociale uitgaven. De groepering wil de partij stevig positioneren tegen elke vorm van het kapitalisme. Prominente vertegenwoordigers van deze groep zijn Sahra Wagenknecht, Tobias Pflüger, Cornelia Hirsch en Ulla Jelpke.
↑Annual Report on the Protection of the Constitution 2008 294. Federal Office for the Protection of the Constitution (2009). Gearchiveerd op 27 september 2011. Geraadpleegd op 26 september 2010. “Fn 122: KPF-Mitteilungen (KPF Bulletin), issue 12/2008, May 2008, p. 25.”