Epen is een plaatsje in het Zuid-LimburgseHeuvelland, bekend vanwege de vele vakwerkhuisjes. In en rondom Epen staan zo'n 480 woningen met ongeveer 1.035 inwoners, waarvan ruim 710 in het dorp zelf wonen.
Toponymie
De naam "Epen" is afgeleid van een Germaans woord met mogelijk een Keltische oorsprong, "apa", een woord voor "water".
Historie
In de Romeinse tijd werd de omgeving gekoloniseerd. Legionairs die hun tijd uitgediend hadden, kregen een stuk land toegewezen dat in ontginning werd gebracht. Hieruit zouden later de grote Romeinse hoeven ontstaan: de villa's, waarvan er diverse in de omgeving zijn opgegraven.
Epen was in de vroege Middeleeuwen privé-eigendom van de Karolingische koningen. In 1041 duikt de naam voor het eerst op als "Apine" in een akte van de RoomseKoning Hendrik. In 1056 heeft de tot Duits keizer gekroonde Hendrik goederen "in villa Apensis" aan het Sticht Burtscheid vermaakt. Tot aan de Franse tijd in 1794 bleven de Epense bezittingen in handen van deze abdij. Epen behoorde samen met de nabijgelegen dorpen Mechelen en Wahlwiller tot de enige Nederlandse plaatsen die ooit tot het Hertogdom Limburg hebben behoord.
Na de Middeleeuwen heeft de omgeving veel te lijden gehad van oorlogshandelingen en van rondtrekkende bendes gedeserteerde soldaten. Er heerste veel armoede. De armoede is waarschijnlijk ook een van de redenen dat er zoveel vakwerkgebouwen zijn blijven bestaan.
Pas tussen de beide wereldoorlogen begon de welvaart toe te nemen. Epen werd toen toeristisch ontdekt door mensen met belangstelling voor de natuur en voor de geologie. Onder de eerste toeristen die Epen bezocht hebben, bevond zich Eli Heimans, onderwijzer uit Amsterdam en bevlogen natuurpropagandist. Hij was onder meer een van de oprichters van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, samen met de in Maastricht geboren Jac. P. Thijsse, de schrijver van veel boeken over de natuur. Naar aanleiding van zijn vakantie in 1910 te Epen schreef hij het boekje "Uit ons Krijtland", waarin hij de omgeving van Epen beschreef. Veel ervan is nu nog terug te vinden. Zijn naam komt een aantal keren voor in het Epense: het Heimansreservaat (het Onderste en Bovenste Bos te Epen), de Heimansgroeve (langs de Geul ten zuiden van het dorp, waar carboongesteente aan de oppervlakte komt) en ten slotte de Heimansstraat te Epen.
In Epen komt het voor Nederland unieke zinkviooltje voor. Dit komt doordat er zinkerts in de bodem aanwezig is. Dat zink wordt door de Geul aangevoerd vanuit het Belgische Kelmis, waar tot in de twintigste eeuw diverse zinkmijnen gehuisvest waren. Naast het zinkviooltje komen ook nog de zinkboerenkers, de blaassilene en het schapengras voor.
Het oude schoolgebouw "Patronaat" is de bakermat van het festival Kunstdagen Wittem. In 1986 en 1987 werden hier op initiatief van musicus Luc ten Klooster de eerste "Kamermuziekdagen Epen" georganiseerd. In 1988 leidde dit, mede dankzij de inzet van de plaatselijke timmerman en kunstliefhebber Paul Groneschild, tot de oprichting van het jaarlijkse festival Kunstdagen Wittem. Omdat het Patronaat te klein werd voor het festival en in 2001 de monumentale Kloosterbibliotheek van Wittem beschikbaar kwam, verhuisde in dat jaar het festival naar Wittem.
De oorspronkelijk tekst (eerste versie van dit artikel) en de foto's van Diependal en de Volmolen zijn met toestemming overgenomen van de Gemeente Gulpen-Wittem. De andere afbeeldingen zijn later toegevoegd onder Eigen-Werk-licentie.