Burssens liep school aan het atheneum van Mechelen. Daar kreeg hij les van Maurits Sabbe, die Vlaamsgezind was, maar wel een passivist tijdens de Eerste Wereldoorlog. Burssens koos voor het activisme en schreef zich voor het academiejaar 1916-17 in voor de opleiding Germaanse filologie aan de Gentse universiteit.[1] Net als bij Paul van Ostaijen evolueerde Burssens' werk in de jaren twintig van humanitair expressionisme tot een meer organisch expressionisme. Muzikaliteit stond vanaf toen centraal in zijn poëtica. Burssens gaf Van Ostaijens onuitgegeven gedichten uit na diens dood.
Burssens kreeg tweemaal de Driejaarlijkse Prijs voor Poëzie (1950-52 en 1956-58). Hij is begraven op het Schoonselhof.