Hanigalbat (Ḫanigalbat) was een vorstendom in de Ḫabur-driehoek.
In sommige bronnen wordt ook Habigalbat or Habingalbat aangetroffen. Het toponiem is al bekend in teksten uit de Oud-Babylonische tijd, maar verwijst in de loop der eeuwen niet altijd naar dezelfde streken. Ook de etymologie van het woord is onduidelijk.[2]
Aanvankelijk was het vooral bekend als een gebied onder Hurritisch bewind en kan het gezien worden als identiek aan of de opvolger van Mitanni dat na de moord op koning Tushratta in het midden van de 14e eeuw v.Chr. ineenstortte. Spoedig kwam het, althans het oostelijke deel ervan, onder Assyrische invloed. Het westelijke deel werd een Hettitisch vazalvorstendom (Karchemiš).
Assyrisch Hanigalbat
Assur-uballit I (1353-1318) mengde zich in in de politiek van de Hurrieten, eerst diplomatiek, later militair. En zijn opvolgers Adad-nirari I (1295-1265) en diens zoon Salmanasser I (1263-1234) zetten deze agressieve politiek voort tot de laatste Hurritische machthebber Shattuara II verslagen was en Hanigalbat geannexeerd kon worden.[3]
Samanasser benoemde zijn broer Ibašši-ilī tot (onder)koning (grootvizier) van Hanigalbat en stichtte daarmee een semi-autonoom vorstendom met zijn eigen dynastie. De hoofdstad was waarschijnlijk Dur-Katlimmu, hoewel Tell Sabi Abyad ook een belangrijke dunnu was.
Vorsten van Hanigalbat (alle data v.Chr.):[3]
- Ibašši-ilī (broer Salmanasser) -- ca. 1264-1250?
- Qibbi-aššur (zoon voorganger) -- ca. 1250-1233?
- Aššur-iddin (zoon voorganger) -- ca. 1232-1227?
- Šalmānu-mušabši (broer voorganger?[4]) -- ca. 1226-1204?
- Ilī-padâ (zoon van #3) -- ca. 1203-1180?
Ninurta-apil-ekur, de zoon van Ilī-padâ, greep in Assur de troon en werd koning van Assyrië.
Hanigalbat was een rijk vorstendom waar de landbouw aanzienlijke opbrengsten voorbracht. Onder Ili-pada werd aan honderd ilku land uitgegeven die daarna aan hem verplicht waren diensten te verlenen. Hoewel van het vazalvorstendom verwacht werd dat het ginā'u moest aanleveren, een soort tempelbelasting voor de cultus van Assur in de Assyrische hoofdstad, was dat maar voor een klein deel als graan of sesamzaad. Het was meestal meer in de vorm van gedeporteerde mankracht. Vervoersproblemen waren daar waarschijnlijk de oorzaak van. Voedingsmiddelen kwamen meer uit Katmuhhu, omdat het aan de Tigris lag en graan over de rivier vervoerd kon worden in plaats van over land.[5]
Onder Qibi-assur en zijn zoon Assur-idin fungeerde Dur-Katlimmu als hoofdstad van het vazalkoninkrijk. Maar onder Ili-pada schijnt Tell Sabi Abyad deze functie grotendeels te hebben overgenomen.[5]
Na de dood van Ili-pada rond 1180 ging het bergafwaarts. Tell Sabi Abyad werd het slachtoffer van een grote brand. Mogelijk hield dit verband met de brandcatastrofe aan het einde van de Bronstijd. Het Assyrische gezag werd echter wel hersteld en duurde nog tot ca. 1120, maar de archeologische vondsten laten zien dat alles op een veel lager pitje stond.[6] Na 1120 in de tijd van Assur-resh-ishi I werd het gebied opgegeven vanwege de grote aantallen Arameeërs die de Eufraat overgestoken waren.[7]
In later tijden werd het toponiem Hanigalbat gebruikt als een vrij vage aanduiding van noordelijke streken tot in Armenië toe.[2]
Stamboom
- = koning van Assyrië
- = onderkoning van Hanigalbat
Bronnen, noten en/of referenties