Hendrik Arnoldus Meijroos (Enkhuizen, 10 februari 1830 — Arnhem, 27 februari 1900) was een Nederlands violist.
Leven en werk
Meijroos was een zoon van de deels in Duitsland geschoolde uit Alkmaar afkomstige muziekmeester Gerrit Hendrik Meijroos en Femmigje(n) Roodhard Ekker.[1] Zijn broer Fredrik Wilhelm Meijroos werd cellist.
Hij kreeg zijn muzikale opleiding van zijn vader en ging vervolgens verder studeren te Amsterdam en Leipzig. Docenten waren F. David, Moritz Hauptmann, Becker, Böhme en Ernst Friedrich Richter. Zijn loopbaan als uitvoerend muzikant begon in het orkest van Felix Meritis, maar hij werd al snel hofmuzikant. Hij werd in 1851 muziekdirecteur en ook organist van de Grote Kerk en koordirigent, alles in Hoorn. Hij trouwde in 1854 met Sebilla Helena Petronella Georgine Gevers. In 1863 trok hij naar het oosten om in Arnhem Christof Rijk Marx af te lossen als directeur van de muziekschool in Nijmegen, maar ook als leider van het concertorkest St. Caecilia. Hij gaf toen ook leiding aan koren aldaar en in Wageningen. Na het overlijden van zijn vrouw in 1869 hertrouwde hij in 1872 met Marie Plate. In 1879 liet zijn gezondheid hem dusdanig in de steek dat hij zich terugtrok uit de meeste functies, maar hij bleef betrokken bij de Muziekschool van Arnhem.
Hij wordt gezien als docent van Wilhelmina Gips en een van haar zusters, Maria Speet en de heren Johan Rogmans, Cornelis Hendrik Coster en Johannes Messchaert. Hij kreeg in Arnhem het vaak aan de stok met een opkomend talent aldaar, Albert Kwast. Meijroos is de medeoprichter van zangvereniging Sappho, een koor dat tot in de 21e eeuw bestaat. Hij overleed vlak nadat hij zijn zeventigste verjaardag had gevierd.
Werken
Meijroos schreef ook een aantal arrangementen en composities, die verschenen bij onder meer drukkerijen in Amsterdam, Den Haag en Arnhem:
- opus 1: Vier Lieder, voor zangstem met piano
- opus 2: Drei Lieder
- Abendlied
- An die Waldlerche
- Der Trautropfen
- opus 3: Ména et Betsy, morceaux de salon, voor vierhandig piano
- opus 4: Drei Duettinen
- Morgenlied: Morgen erwachet
- Zufriedenlied: Was frag’ ich viel nach Geld und Gut
- Der Mond: In stillem heiterm Glanze
- opus 7: Die Wasserrose (1865)
- opus 12: Drie geestelijke gezangen
- opus 14: Vier kleine cantates voor drie vrouwenstemmen voor
- Kerstfeest
- Nieuwjaarsfeest
- Paaschfeest
- Pinkersterfeest
- opus 16: Zwei Gesänge (1865)
- opus 17: Introduction et rondo (viool en piano)
- opus 18; Twee geestelijke gezangen
- opus 20: Drei Lieder, voor een alt met pianiobegeleiding
- opus 21: O Welt, du bist so wonderschön, voor mannenkoor met orkest of piano
- opus 23: Voorbereidende oefeningen voor hen die de zangmethodes van Concone en Sieber wenschen te volgen (1882)
- opus 36: Vier Gedichte, voor zangstem met piano
- opus 41: Des Sängers Wiederkehr, voor koor en orkest
- opus 42: Alkmaar’s ontzet (1873) waarin opgenomen drie coupletten van het Wilhelmus; ter viering van 330 jaar Ontzet van Alkmaar (1573); uitgevoerd op 9 oktober 1873[2]
- opus 43: Drei Lieder:
- Die reinen Frauen
- Mitternacht
- Wenn mor sonst nichts übrig bliebe
- Feestzang bij gelegenheid der kroning van Hare Majesteit koningin Wilhelmina der Nederlanden, voor soli, gemengd koor met orkest of piano
- Twaalf fragmenten voor orkeststudie
- Enkhuizen ontwaakt, cantate voor Enkhuizer feestcommissie voor 21 mei 1872 (In 1572 schaarde Enkhuizen zich als een van de eerste Hollandse steden achter de Prins van Oranje); tekst van Dirk Harting
- Morgenfrühe
- Naar buiten (kindercantate) uit circa 1894
- Aan de phantasie, voor mannenkoor en orkest
Bronnen, noten en/of referenties
- Henri Viotta, Lexicon der Toonkunst, deel II, 1883, pagina 589
- Eduard A. Melchior: Woordenboek der toonkunst 1890, pagina 451
- J.H. Letzer: Muzikaal Nederland 1850-1910. Bio-bibliographisch woordenboek van Nederlandsche toonkunstenaars en toonkunstenaressen - Alsmede van schrijvers en schrijfsters op muziek-literarisch gebied, 2. uitgaaf met aanvullingen en verbeteringen. Utrecht: J. L. Beijers, 1913, 117
- Geïllustreerd muzieklexicon, onder redactie van Mr. G. Keller en Philip Kruseman, medewerking van Sem Dresden, Wouter Hutschenruijter (1859-1943), Willem Landré, Alexander Voormolen en Henri Zagwijn; uitgegeven in 1932/1949 bij J. Philips Kruseman, Den Haag; pagina 457
- Jozef Robijns, Miep Zijlstra: Algemene muziek encyclopedie, Haarlem: De Haan, 1979-1984, ISBN 978-90-228-4930-9, deel 6, pagina 306
- Hofmeisterverzameling ; worldcat.com voor werken
- ↑ Gerrit Hendrik Meijroos (gedoopt: Alkmaar, 19 december 1804-Enkhuizen 5 november 1863) was van 1823 tot 1826 organist in de kerk van de doopsgezinden, dan muziekleraar te Vollenhoven en vanaf 1828 organist in de Hervormde Kerk te Enkhuizen, dirigent van Musica et Amicitia en docent aan de MtBdT.
- ↑ Bibliotheek Arnhem