Ovens woonde in een huis op de Lauriergracht in de Jordaan, met een groot atelier onder het dak.[2] Hij verhuurde de kelder als bordeel, net als Flinck, die in 1660 was gestorven. Gerrit van Uylenburgh was zijn buurman of Ovens woonde bij hem in.[3]Johannes Lingelbach was een goede vriend (en getuige toen zijn kinderen werden gedoopt in de Lutherse kerk).[4] In 1661 werd Ovens gevraagd om binnen een paar dagen een schilderij af te maken, waaraan Flinck was begonnen, maar niet had kunnen afmaken. Het schilderij was bestemd voor de verfraaiing van het stadhuis op de Dam, toen Rembrandts schilderij De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis werd afgewezen. In januari 1663 kreeg Ovens 48 gulden, een schamel bedrag vergeleken bij de andere schilders, maar nog steeds goed betaald voor die tijd.[5] Volgens Houbraken werd Ovens geportretteerd door de Leidse schilder Gerard Dou.
Laatste jaren
Ovens keerde in mei 1663 als een rijk man terug naar Friedrichstadt en bewoonde het grootste huis in de stad.[6] Hij trad in dienst van de kunstminnende Christiaan Albrecht van Sleeswijk-Holstein-Gottorp[7] als kunsthandelaar en verstrekte aan Artus Quellinus de opdracht voor een grafmonument in Schleswig. Rond 1674 en 1675 woonde hij misschien opnieuw in Amsterdam en schilderde Michiel de Ruyter en Joan Huydecoper van Maarsseveen. In opdracht van Kielmann schilderde hij een altaarstuk voor de in de Sint Christophoruskerk met zichzelf al schilderend.[8]
De schatrijke Ovens had na 1672 contact met Johannes Voorhout die naar Hamburg was verhuisd en de jonge schilder Ernst Stuven. Ovens liet hem zijn collectie zien, bestaande uit honderd werken, waaronder Antonie van Dijck en Jacob Jordaens.[9] Voorhout weigerde voor hem te schilderen of zich te laten portretteren.[10] Ovens schilderde de geleerde en Ruslandkenner Adam Olearius, drie portretten van Christina I van Zweden, en van Johann Adolph Kielmann, de oprichter van de Christian-Albrecht Universiteit in Kiel.[11]
Het is nog onduidelijk hoe een van de machtigste personen in Engeland, de hertog van Norfolk aan zeventien schilderijen van Ovens kwam, die op 26 september 1684 zijn verkocht in Amsterdam,[19][20] mogelijk via Alethea Talbot, zijn grootmoeder, die in 1654 in Amsterdam gestorven was. Het British Museum bezit een ets, en een gravure door Cornelis Visscher naar een voorbeeld van Ovens.[21]
Werk van Jürgen Ovens is onder andere in de volgende openbare collecties te zien:
↑Middelkoop, N. (2010) Een Amsterdammer in Hamburg, een Noord-Duitser in Amsterdam, blz. 163-169. In: Maandblad Amstelodamum, 79-4
↑Dudok van Heel, S.A.C. (1982) HET ‘SCHILDERHUIS’ VAN GOVERT FLINCK EN DE KUNSTHANDEL VAN UYLENBURGH AAN DE LAURIERGRACHT TE AMSTERDAM. In: Amstelodamum Jrb 74, pp. 77-8.
↑Lammertse, F. & J. van der Veen (2006) Uylenburgh & Zoon. Kunst en commercie van Rembrandt tot Lairesse, p. 213.
↑In de boedelbeschrijving, beschreven door H. Schmidt, opgemaakt na zijn dood staan 66 stoelen vermeld, meer dan tien spiegels en diverse muziekinstrumenten.
↑Nog steeds als anoniem vermeld staand bij het Rijksmuseum en sinds enige tijd om onduidelijke redenen zonder plaatje [1]. Gearchiveerd op 9 augustus 2020.
↑Catalogus of naamlyst van schilderyen, met derzelver pryzen zedert een langen reeks van jaaren zoo in Holland als op andere plaatzen in het openbaar verkogt ... / uytgegeven door Gerard Hoet.