De Helmondse gebroeders Amandus Hubertus Bots (1816-1878) en Arnoldus Gerardus Bots (1826-1882) bezaten in Suriname ook de katoenplantageEsthersrust aan de Warrapakreek. Katoen was een belangrijke grondstof voor de zich ontwikkelende textielindustrie in Nederland. Het beheer van Killenstein en Esthersrust was uitbesteed aan de firma J. Haase & Zn. uit Amsterdam. In 1877 waren de broers zelf (kort) in Suriname.
Als katholieken hechtten de gebroeders Bots er aan dat de slaven het doopsel ontvingen. Hun plantages werden bezocht door de R.K. priester-missionarissen Schepers, Meurkens, Donders en Swinkels. Op de plantages was een kerkgebouw aanwezig.
De Noord Brabanter van 24 februari 1859 meldt dat de gebroeders Bots bezwaar maakten tegen het wetsontwerp afschaffing slavernij. Uiteindelijk kregen zij 55.800 gulden uitgekeerd toen hun slaafgemaakten officieel werden 'vrij' verklaard bij de emancipatie in 1863. Op Killenstein zijn toen de volgende achternamen geboekstaafd: Antons, Benter, Cornes, Duit, Eeden (ver), Facet, Gemin, Hoeber, Houwister, Julyson, Klames, Klopstok, Kluit, Krind, Mund, Palman, Pouwes, Roest, Schans, Sister, Stulp, Trop, Ving (van) en Walhout.
Hove, Okke ten & Heinrich E. Helstone & Wim Hoogbergen (2003): Surinaamse emancipatie 1863. Familienamen en Plantages. Amsterdam: Rozenberg Publishers [Bronnen voor de studie van Suriname, deel 24]. ISBN 978 90 5170 777 9