Michel Jean-Pierre Debré (Parijs, 15 januari1912 – Montlouis-sur-Loire, 2 augustus1996) was de eerste premier van de vijfde Franse republiek tijdens de regering van president Charles de Gaulle. Debré wordt beschouwd als een van de grondleggers van deze nieuwe staatsvorm; hij was een van de schrijvers van de nieuwe Franse grondwet. Debré vervulde verschillende ministerposten onder De Gaulle.
Debré kwam in 1939 in militaire dienst als reserveofficier bij de cavalerie. Hij kwam in juni 1940 in Duitse krijgsgevangenschap terecht tijdens de slag om Frankrijk, maar slaagde er in september van datzelfde jaar te ontsnappen. Hij keerde terug naar de Raad van State die op dat moment onder de Franse Vichy-regering viel. Hij werd ingezworen door Maarschalk Pétain. Na de Duitse invasie in 1942 was Debré niet langer een aanhanger van Pétain en vanaf februari 1943 maakte hij deel uit van het Franse verzet waar hij een belangrijk raadgever van generaal Charles de Gaulle werd. In 1944 benoemde de Gaulle Debré tot commissaris van de republiek voor Angers. In 1945 droeg de Voorlopige regering van de Franse republiek hem op de Franse ambtenarij te reorganiseren. Debré creëerde in 1945 de École nationale d'administration.
Politiek
Tijdens de vierde Franse Republiek was Debré van 1948 tot 1958 senator van het departement Indre-et-Loire. Als minister van Justitie (grootzegelbewaarder) in de regering van Charles de Gaulle was Debré in 1958 nauw betrokken bij het opstellen van de grondwet van de vijfde Franse Republiek. Hij was van 1959 tot 1962 de eerste premier van deze vijfde republiek. Hij werd in 1962 - na het referendum over het beëindigen van de Algerijnse oorlog - opgevolgd door Georges Pompidou. In 1963 werd Debré gekozen als volksvertegenwoordiger voor Réunion; hij organiseerde de omstreden emigratie van meer dan 1000 kinderen van het eiland naar Frankrijk.
Van 1966 tot 1968 was hij minister van Financiën en Economie van 1969 tot 1973 minister van Defensie. Hij was verantwoordelijk voor de nieuwe dienstplichtwet in 1971 waarbij studie geen reden meer was tot uitstel. Dit leidde tot groot studentenprotest en leidde ertoe dat Debré in april 1973 niet opnieuw werd gevraagd voor deze post in het kabinet-Messmer.[1]