De zogeheten Benrather linie, die van Eupen naar Düsseldorf loopt, wordt aangehouden als scheidslijn tussen het Neder- en Middelfrankisch. Alle Middelfrankische dialecten liggen ten zuiden van deze isoglosse.
Subgroepen
Het Middelfrankisch wordt traditioneel onderverdeeld in drie hoofdgroepen:
Van de lokale varianten uit de eerste groep worden er enkele binnen Nederland gesproken, die bekendstaan als het Zuidoost-Limburgs (en waartoe onder meer het Kerkraads en Vaals behoren).
Met name onder Duitse taalkundigen is het daarnaast soms nog gebruikelijk om alle Limburgse taalvariëteiten onder het Middelfrankisch in plaats van onder het Nederfrankisch te scharen, vanwege de (vermeende) historische invloed van de naburige Duitse dialecten op het Limburgs.[2] De isoglosse is dan niet de Benrather Linie, maar de Uerdinger linie (d.w.z. de ik/ich-lijn) gecorrigeerd voor de mich-lijn, die het meest noordelijke deel vormt van de Rijnlandse waaier; boven deze isoglosse wordt Zuid-Gelders en/of Kleverlands gesproken. Vooral in de 19e eeuw bestond deze opvatting ook onder sommige Nederlandse taalkundigen.[3]