Otto II van Gelre (ca. 1215 — 10 januari 1271[3]), bijgenaamd de Lamme, was graaf van Gelre en Zutphen van 22 oktober 1229 tot zijn dood in 1271. Hij is de zoon van graaf Gerard III van Gelre (ook wel aangeduid als Gerard IV of Gerard V)[1] en Margaretha van Brabant.[2] De graaf had vele bijnamen. Voorbeelden hiervan zijn de Lamme, de Paardenvoet[4] of de Hinkende vanwege zijn klompvoet. Een andere bijnaam was ook wel de Stedenstichter vanwege de vele plaatsen die hij tot stad verhief.
Otto II was graaf van Gelre van 1229 tot aan zijn dood. Hij bemiddelde vaak bij vetes in zijn omgeving. Ook werd hijzelf vaak in conflicten betrokken door zijn bezittingen in Westfalen, onder andere met de graven van Ravensberg en Tecklenburg maar ook met de bisschoppen van Münster, Osnabrück en Paderborn.
Om de invloed in de Nederrijnlanden voerde Otto II vele oorlogen met de graven van Kleef en bisschoppen van Utrecht. Zijn aanspraken op Salland moest hij daardoor opgeven.
In 1247 werd Otto II door paus Innocentius IV gevraagd of hij Rooms-koning wilde worden. Hij was de tweede keus, want de hertog van Brabant had de kroon al geweigerd. Hij wees dit aanbod af, omdat dit ambt veel nadeel zou brengen.
Het Klooster 's-Gravendaal werd in 1248 gebouwd op aandringen van zijn vrouw Margaretha van Kleef. De kloosterkerk was het eerste bouwwerk op het kloostercomplex. In hetzelfde jaar kwam de stad Nijmegen in zijn bezit. Otto II liet in 1250 aanvangen met de bouw van de Grote of Sint-Stevenskerk, die pas in 1476 zou worden voltooid. In 1251 werd het lichaam van Margaretha van Kleef bijgezet in de kerk van het Klooster 's-Gravendaal. Vlak voor zijn dood vocht hij nog enkele geschillen met de stad Zutphen uit.
Otto II was een goede bondgenoot van Willem II van Holland. Toen deze sneuvelde in een campagne tegen de Friezen in 1256, erfde Floris V van Holland het graafschap Holland. Floris V stond nog onder voogdij van Floris de Voogd (tot 1258) en daarna door Aleid van Holland waarmee Otto II de voogdij bevocht over Holland en Zeeland met andere edelen.[7] Bij de slag bij Reimerswaal op 22 januari 1263 versloeg Otto II zijn rivaal Aleid, waarna hij als voogd werd verkozen.[8] In 1266 werd Floris V meerderjarig op twaalfjarige leeftijd en werd hij in staat geacht om zelf zijn graafschap te regeren.
Een andere bijnaam van Otto is ‘de stedenstichter’. Hij verleende tijdens zijn regeerperiode stadsrechten aan 29 steden, onder meer Geldern (1229), Goch (ca. 1230), Roermond (1231), Harderwijk (1231), Grave (1232), Emmerik (1233), Arnhem (1233), Lochem (1233), Doetinchem (1236), Doesburg (1237), Wageningen (1263) en Montfort (waarschijnlijk in 1263). Omdat Otto onbevoegd was om deze stadsrechten te verlenen zijn al deze stadsrechten in 1310 op de landdag van Speyer vervallen verklaard. [9][10]
↑ abGenealogia Ducum Brabantiæ Heredum Franciæ 7 (= J. Heller (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores XXV, Hannover, 1880, p. 390).
↑9 januari 1271: Kronijk van Arent toe Bocop, p. 188.
↑G. Hellinga, Hertogen van Gelre, middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581), Zutphen, 2012, p. 63.
↑C. Butkens, Trophées tant sacrés que profanes du duché de Brabant, I, Den Haag, 1724, pp. 82-83: "Virum Ottonem Comitem Gelrensem super conventionibus matrimonii inter ipsum comitem et filiam nostram Margaretam factis, obligavit". Vgl. P.N. van Doorninck - J.S. van Veen (edd.), Acten betreffende Gelre en Zutphen 1107-1415, Haarlem, 1908, pp. 398-399, 402, Kronijk van Arent toe Bocop, p. 188.
↑ abKronijk van Arent toe Bocop, p. 188. Vgl. Lignages de Coucy (= A. Du Chesne, Preuves de l’Histoire des maisons de Guines, d’Ardres, Gand et Coucy, Parijs, 1631, p. 384), E. Prarond (ed.), Le cartulaire du comté de Ponthieu, Mémoires de la société d'émulation d'Abbeville, II, Abbeville, 1897, CCXV, pp. 279-280, P.N. van Doorninck - J.S. van Veen (edd.), Acten betreffende Gelre en Zutphen 1107-1415, Haarlem, 1908, pp. 401-402.
↑L. Mulder - J. Brouwers (edd.), Lexicon geschiedenis van Nederland & België, Utrecht - Antwerpen, 1994.
↑E.H.P. Cordfunke, Familierelaties en dynastieke belangen, in D.E.H. de Boer - E.H.P. Cordfunke - H. Sarfatij (edd.), "Wi Florens ..." De Hollandse graaf Floris V in de samenleving van de dertiende eeuw, Utrecht, 1996, pp. 24-29.