Het verdrag van Wanghia stamt uit 1844. Het werd getekend door het keizerrijk China en de Verenigde Staten. Dit verdrag regelde verschillende onderwerpen, onder meer op het gebied van handel en tarieven.
Het verdrag van Wanghia regelde onder meer vaste tarieven op handel voor de havengebieden op het Chinese vasteland waar Amerikanen economisch actief waren (de verdragshavens) en hun recht om daar kerken, ziekenhuizen en begraafplaatsen aan te leggen; hiervan profiteerden met name missionarissen.[3] Amerika verkreeg de status van meest begunstigde natie. Het verbod voor buitenlanders om de Chinese taal te leren werd afgeschaft en Amerikaanse staatsburgers zouden niet langer onder Chinese jurisdictie vallen.
Als verregaande maatregel in het verdrag werd gezien het verbod voor Amerikanen om met Chinezen in opium te handelen.