Op de plek van de huidige Villa Maaszicht stond in de zeventiende eeuw een huis dat lokaal bekend stond als het "Tholenshuisje", genoemd naar de bewoners of eigenaren, de familie Tholens.[3] De eerste vermelding van het huis dateert uit 1733, toen Joannes Eijssen en zijn vrouw Maria Anna Berden hun testament lieten opmaken. Joannes Eijssen (1675-1747), landeigenaar, brouwer en burgemeester van Sint Pieter, verpachtte "sijn huisje met hoff genaemt Tholenshofken" in 1746 voor twaalf jaar aan kanunnik Mathias Joannes Baptiste van Dalem van het kapittel van Onze-Lieve-Vrouwe. Deze bewoonde het waarschijnlijk als buitenhuis, aangezien hij als kanunnik binnen de claustrale singel van de kapittelkerk moest wonen. Joannes Eijssen had het huis waarschijnlijk (het wordt niet met name genoemd) in 1728 gekocht van Maria Gertruid Tholen, weduwe van Joannes Leonardus van den Hove. Mogelijk had Maria het geërfd van haar vader Arnold Tholen, die in 1679 genoemd wordt als schepen van Sint Pieter.[4][5]
Detail van een tekening van Sint Pieter door Philippe van Gulpen. In het midden, met blauw dak, het ommuurde Maaszigt
Idem. Maaszigt ligt nu linksboven
Idem. Maaszigt ligt in het midden
In de tweede helft van de achttiende eeuw was de priester Lambert Eijssen (1708/9-1797), een van de zonen van Joannes Eijssen en Maria Anna Berden, eigenaar van het Tholenshuis (en drie andere huizen in Sint Pieter).[noot 1] Lambertus Eijssen wordt in 1757 vermeld in verband met de verlenging van het huurcontract van het Tholenshuis ("Tholens Hofken") aan Van Dalem.[5] Het huis bleef minstens veertig jaar in het bezit van Eijssen. Bij het beleg van Maastricht door de Fransen in het najaar van 1794 leed het grote schade, veroorzaakt door vernieling en diefstal door Franse soldaten. In januari 1795 richtte Eijssen zich tot de autoriteiten met een verzoek om herstelbetaling. In het door hem opgestelde schaderapport is voor het eerst sprake van "Maaszigt". Toen Lambertus Eijssen twee jaar later overleed, erfde zijn neef Jean Nicolas Gilissen het huis.
Waarschijnlijk werd Maaszigt tussen 1795 en 1813 herbouwd of gemoderniseerd.[noot 2] In 1813 verkocht Lambert Gilissen, erfgenaam van Jean Nicolas Gilissen, het huis met tuinen aan Lambert Théodore Nypels (1786-1871), boekverkoper en drukker te Maastricht, sinds 1811 keizerlijk drukker voor het departement Nedermaas.[8] Mogelijk verhuurde deze het, of bewoonde het als buitenverblijf. In 1834 verkocht Nypels (ook geschreven als Nijpels) het goed voor 1134 gulden aan de in Luik geboren Willem Zeguers (1789-1863), uitbater van het koffiehuis van de toenmalige schouwburg, de Bonbonnière.[9] De kadasterkaart van 1842 bevestigt dat het huis met omliggende tuinen toen eigendom was van Zeguers, kastelijn te Maastricht.[10] Zeguers maakte van het buitengoed een uitspanning. Omstreeks 1840 werd het uitgebaat door zijn dochter, Maria Anna Zeguers, en haar man Mathias Hameleers. Laatstgenoemde was lid van de in 1839 opgerichte sociëteit Momus, die vanaf 1846 een aantal jaren gebruik maakte van Maaszigt als buitensociëteit ("Casino Momus").[noot 3] Na de dood van Zeguers in 1863 besloten zijn vier kinderen tot openbare verkoop. Het landgoed werd voor 2750 gulden verkocht aan de advocaat en drukker Leopold Alfred Désiré Nypels (1825-1902) uit Maastricht.[noot 4] Daarmee was het buitengoed opnieuw in handen van de familie Nypels. Het is niet duidelijk of Leopold Nypels Maaszigt bewoonde of anderszins uitbaatte. Tien jaar na de aankoop verkocht hij het weer.
Uit de kadasterkaart van 1842 en een drietal tekeningen van Philippe van Gulpen (1792–1862) uit de periode Nypels-Zeguers valt af te leiden dat het huis ommuurd en bescheiden van afmetingen was, in elk geval kleiner dan de huidige villa. Het perceel omvatte, behalve het huis zelf (bebouwd oppervlak 60 m²), een "lusttuin" van 1055 m² aan de noordwestzijde, een boomgaard van 60 m² aan de noordzijde en een perceel hakhout (270 m²) aan de noordoostzijde, waar zich het steile talud van het Maasterras bevindt.[10] De tekeningen van Van Gulpen tonen, hoewel schetsmatig weergegeven, een klein huis zonder verdieping met in de oostelijke gevel één deur en één venster. De lusthof aan de noordzijde is omgeven door een hoge muur, door Van Gulpen tweemaal getekend met een geschubde bovenrand, waarbij de omhoogstekende punten geaccentueerd lijken door bollen of siervazen.
Na 1873: het tweede "Maaszicht"
Villa Maaszicht met (oorspronkelijke of latere?) Lourdesgrot, gezien vanaf de Maaszijde, ca. 1885-1886
Huiskapel Villa Maaszicht, ca. 1904[noot 5] Hier baden de pensionaires hun avondgebed. Opschrift: Pensionnat des Réligieuses Ursulines „J.M.J.” Oratoire de l'Enfant Jésus
In 1873 verkocht Leopold Nypels het buitengoed voor 2500 gulden aan de fabrikant van behangselpapier André Claereboets (1812-1894).[noot 6] Claereboets liet het bestaande huis afbreken, breidde het terrein fors uit met een aan de zuidzijde gelegen perceel en bouwde ter plekke van het oude huis een villa in eclectische stijl naar ontwerp van Albert Slootmaekers.[noot 7] André Claereboets was, samen met Louis Hubert Rutten, de voornaamste weldoener van het Maastrichtse Ursulinenklooster. Twee van zijn vier dochters, Adèle en Pauline, waren bij de ursulinen ingetreden.[13][14]
Het is niet bekend in hoeverre Claereboets en zijn gezin zelf gebruik maakten van de villa. In elk geval mochten de ursulinen, die in 1867 een pensionaat voor meisjes waren begonnen, er met hun pensionaires gebruik van maken, aanvankelijk (vanaf 1877?) alleen tijdens weekenden en vakanties.[15] De kadastrale minuutkaart van 1882 maakt duidelijk dat er toen al twee bijgebouwen aan de Ursulinenweg (toen nog Observantenweg geheten) stonden. In de bijbehorende beschrijving wordt het linker gebouw omschreven als "huis"; het rechter als "kapel". Het op de kaart aangegeven linker bijgebouw lijkt kleiner dan het huidige gebouw op die plek. Het lijkt aannemelijk dat de tegen de noordgevel van het bijgebouw 'aanleunende' Lourdesgrot toen al bestond, maar dat is geenszins zeker. Over het exacte bouwjaar van de grot (1873, 1880 of 1890) zijn de meningen verdeeld. Een tekening uit ca. 1885-1886 toont een tegen de keermuur van het Maasterras aangebouwde Lourdesgrot, maar is moeilijk te interpreteren.[noot 8] Na de dood van André Claereboets in 1894 kregen de ursulinen de volledige beschikking over het buitengoed.[noot 9] Mogelijk is het bijgebouw aan de Observantenweg/Ursulinenweg in 1907 vervangen of verbouwd, waarbij de begane grond geschikt gemaakt werd als accommodatie voor de zusters en/of pensionaires, en de bovenverdieping (met de spitsboogvensters) in gebruik werd genomen als kloosterkapel. Waarschijnlijk werd het klooster in de jaren 1930 opgeheven.[15] Het pensionaat bleef nog enige tijd in gebruik. Het werd omstreeks 1900 meestal aangeduid met de Franse benaming: Pensionnat des Réligieuses Ursulines "J.M.J.", waarbij J.M.J. staat voor Jezus - Maria - Jozef.[12]
Na de Tweede Wereldoorlog woonden er tijdelijk enkele gezinnen in de villa en de bijgebouwen, maar in 1948 namen de ursulinen het complex opnieuw in gebruik, hoewel er geen zusters meer woonden.[17] In 1952 verkochten de ursulinen Maaszicht. Tussen 1952 en 1967 vonden diverse verbouwingen plaats, waarbij zowel de villa als het voormalige bijgebouw geschikt gemaakt werden voor particuliere bewoning.[18] Een recente bewoner van de villa was de radioloog prof. dr. G.J. van der Plaats (1903-1995), die er vanaf 1961 tot aan zijn dood woonde en zich voor het behoud van de Lourdesgrot inzette, alhoewel hij zelf niet katholiek was. De Lourdesgrot werd in 1986 aan de parochie van Sint-Pieter boven geschonken.[15]
Beschrijving
Villa Maaszicht
De villa is in 1873 gebouwd in een eclectische stijl met neoclassicistische en neogotische elementen, naar een ontwerp van Albert Slootmaekerss.j. (1814-1875).[noot 10] Het gebouw is gesitueerd op een Maasterras op de westelijke helling van de Sint-Pietersberg en heeft een vierkante plattegrond met aan de noordzijde een kleine uitbouw. De villa telt twee bouwlagen plus een souterrain- en zolderverdieping. De souterrainverdieping is aan de Maaszijde, vanwege de helling in het perceel, volledig zichtbaar. Hier is een gevelsteen met de datum van de eerstesteenlegging (21 mei 1873) en de naam van de steenlegger (Eveline Claereboets) ingemetseld. De villa heeft een afgeplat tentdak met kruisvormig plat. De schuine dakvlakken zijn gedekt met leien in maasdekking. De gevels zijn symmetrisch opgebouwd en tellen elk, met uitzondering van de zuidgevel, drie vensterassen, alle voorzien van segmentboogvormige deuren en vensters, die laatste met acht- of zesruits roedeverdeling. De entree bevindt zich in de westgevel. In de oostgevel geven dubbele houten deuren op souterrainniveau toegang tot het terras. De middentraveeën van voor- en achtergevel zijn smaller dan de andere traveeën en hoger opgetrokken. De middentravee van de noordgevel springt tevens iets naar voren en eindigt in een trapgeveltje, dat bekroond wordt door een smeedijzeren windvaan. De zuidgevel telt als enige twee vensterassen. Alle gevels zijn opgetrokken in baksteen, gemetseld in kruisverband. Alle ornamenten zijn van cement: plinten, deur- en vensteromlijstingen, waterlijsten, lisenen en keperboogfriezen. Met name de twee laatste elementen geven de villa een karakteristiek voorkomen.[1]
De indeling van het interieur is grotendeels intact gebleven, maar bevat geen beschermde onderdelen. Niet bekend is of de huiskapel, die in 1948 nog werd aangemerkt als verboden terrein voor de toenmalige (tijdelijke) bewoners, bewaard is gebleven.[17] De later bijgebouwde dubbele garage en de aan de achtergevel gebouwde veranda met balkon zijn eveneens uitgesloten van bescherming. Aan de westzijde bevinden zich twee terrassen met deels bakstenen, deels mergelstenen keermuren, voorzien van een omheining met balusters of smeedijzeren hekjes. De tuin ligt ten noorden en oosten van de villa en wordt omgeven door een deels gepleisterde, mergelstenen tuinmuur. Het smeedijzeren toegangshek aan de zijde van de Ursulinenweg bevat de naam "Maaszicht".[1] In de tuin bevindt zich een Heilig Hartkapel, die op instigatie van Félicie Claereboets werd opgericht. Het kapelletje is tegen de bidkapel van de Lourdesgrot gebouwd, is ruim twee meter hoog en bevat een grote nis, waarin ooit beelden van het Heilig Hart van Jezus en van Margaretha-Maria Alacoque stonden. De verblijfplaats van eerstgenoemd beeld is onbekend; laatstgenoemd beeld is verplaatst naar de Lourdesgrot.[15]
Tuinhek Ursulinenweg
Gezicht vanuit het noordwesten
Gezicht vanuit het zuidoosten
Idem, detail
Ursulinenweg 3A-B en Lourdesgrot
Het 'bijgebouw' van Villa Maaszicht aan de Ursulinenweg wordt op de Maastrichtse gemeentelijke monumentenlijst omschreven als "voormalige kloostervleugel van de buitensociëteit ‘Maaszicht’ van de zusters Ursulinen uit circa 1880". Het betreft een langgerekt, half vrijstaand gebouw, waarvan de westelijke gevel direct aan de straat grenst. Het gebouw telt twee bouwlagen en is voorzien van een lessenaarsdak dat flauw afloopt naar het oosten. De bakstenen gevels zijn afgewerkt met een cementpleisterlaag met 'spachtelputz'-reliëf. Ter hoogte van de onderdorpels van de vensters en de kalven van de (verdwenen) oorspronkelijke ramen zijn enkele horizontale siergroeven aangebracht. Op de eerste verdieping bevinden zich in de westgevel acht spitsboogvensters met vernieuwde ramen en gecementeerde onderdorpels. In de zuidelijke kopgevel bevindt zich eveneens een spitsboogvenster. De eenlaags aanbouw aan de zuidzijde is van later datum en valt niet onder de bescherming.[19]
Tegen de noordelijke zijgevel is in 1874, 1880 of 1890 een Lourdesgrot gebouwd met aansluitend een bidkapel. Het betreft mogelijk de oudste Lourdesgrot in Nederland, maar over de datering verschillen de meningen.[noot 11]
Agt, J.F. van (1962): De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst. Deel V, 3e stuk: Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht, p. 229. Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, Den Haag (online tekst)
Boogard, J. van den, en S. Minis (2001): Monumentengids Maastricht. Primavera Pers, Leiden. ISBN 90-74310-52-4
Hackeng, Rolf (1998): De kerken van Sint Pieter II, Maastrichts Silhouet #49. Stichting Historische reeks Maastricht, Maastricht. ISBN 90-70356-94-5
Hees, Fons van (1979): Maastrichtse Monumententaal. Uitg. Corrie Zelen, Maasbree. ISBN 90-6280-583-3
Hovens, Frank, 'Een dwaalspoor als herinnering. De in 1873 afgebroken Villa Maaszigt op Sint Pieter', in: Sint-Pieter, vroeger en nu, nr. 31 (voorjaar 2020), pp. 2-15. Stichting Oud Sint Pieter, Maastricht [Hovens (2020a) in verwijzingen]
Moonen, Lambertus, 'Sint Pieter, O.L. Vrouw van Lourdes', in: P.J. Margry & Ch. Caspers (red.) (2000): Bedevaartplaatsen in Nederland. Deel 3. Limburg, pp. 878-884. Meertens Instituut, Amsterdam. Verloren, Hilversum. ISBN 9065505687 (online tekst op meertens.knaw.nl)
↑Lange tijd werd aangenomen dat het Tholenshuis in deze periode eigendom was van Joannes Theodorus Godding (1721-1797), deken van het Sint-Servaaskapittel en bekend als de oorspronkelijke eigenaar van het 'type-exemplaar' van de Mosasaurus. In 2013 ontdekte Frank Hovens dat die opvatting op een vergissing berust; Goddings buitenhuis lag aan de Mergelweg op de westelijke helling van de Sint-Pietersberg (zie: Grote Ingang).[6]
↑In de veilingannonce van 1813 werd het huis omschreven als "un bâtiment construit à la moderne".[7]
↑Dit gebeurde waarschijnlijk in navolging van de Groote Sociëteit, die vanaf 1843 een eigen buitensociëteit op Slavante bezat, in 1846 vervangen werd door het nog bestaande gebouw. De buitensociëteit Maaszigt van Momus opende zijn deuren op 3 mei 1846, twee dagen voor de opening van de nieuwe buitensociëteit op Slavante.[11]
↑Dat Claereboets voortvarend te werk ging blijkt uit het feit dat de koopakte op 4 april 1873 getekend werd en de eerste steenlegging door dochter Eveline op 21 mei van dat jaar plaatsvond, In de tussentijd moet het oude Maaszigt gesloopt zijn.[11]
↑De tekening lijkt een late datering (1890) van de nog bestaande Lourdesgrot aan de Ursulinenweg te ondersteunen, er van uitgaande dat de hier afgebeelde grot ouder is. Het is echter niet onmogelijk dat de afgebeelde grot later is gebouwd, bij voorbeeld als privédevotiegrot voor de ursulinen en hun pensionaires. Mogelijk hebben er enige tijd twee grotten naast elkaar bestaan, waardoor een vroegere datering (1874 of 1880) van de grot aan de Ursulinenweg mogelijk blijft. Even min kan worden uitgesloten dat de tekening in de collectie van het HCL verkeerd gedateerd is of een niet bestaande situatie weergeeft (bijvoorbeeld in een poging om de villa en de Lourdesgrot in één tekening weer te geven).
↑Moonen vermeldt dat dit pas na de dood van Eveline in 1903 plaatsvond, maar dat klopt niet. De erfgenamen, de drie overgebleven zussen Claereboets, deden allen – ook de niet-religieuze Eveline – hun aandeel over aan de ursulinen in 1894. Wel is het mogelijk dat Maaszicht pas in 1907 als klooster in gebruik werd genomen, zoals Moonen vermeldt.[15][16]
↑De jezuïet Slootmaekers, die enige jaren in het Maastrichtse Jezuïetenklooster aan de Tongersestraat verbleef, ontwierp in 1871 voor datzelfde klooster een nieuwe kerk, de in 1976 gesloopte Heilig-Hartkerk.
↑De bronnen spreken elkaar hier tegen: Moonen vermeldt als bouwjaar 1874, wat mogelijk een eerdere versie van de grot betreft.[20] De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vermeldt 1880 als bouwjaar.[2] Van den Boogard/Minis en Ubachs/Evers noemen 1890.[14][21]
↑ ab'Vijf gezinnen dreigen dakloos te worden. „Huize Maaszicht" moet weer ontspanningsverblijf worden', in: Limburgsch Dagblad, Heerlen, 05 juni 1948, p. 1 (online tekst op Delpher, geraadpleegd op 22 januari 2023).