De Jonge werd geboren en groeide op in Deventer. Op 17-jarige leeftijd begon hij zijn opleiding aan het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM). Na de opleiding diende hij vanaf 1935 in verschillende functies merendeels aan boord van verschillende schepen.
Onder andere werd hij in 1936 als LTZ3 geplaatst op Hr.Ms. Java.[2] en later als LTZ2 op de onderzeebootHr.Ms. K XIV.[3][4]
Oorlogsjaren
Toen de oorlog uitbrak in mei 1940 was De Jonge als eerste officier geplaatst op de onderzeebootHr. Ms. O 10. Tijdens de Duitse inval op 10 mei 1940 patrouilleerde de O10 voor de kust tussen Egmond en Bergen. Op 11 mei keerde ze terug naar Den Helder, en op 12 mei vertrok ze samen met de O9 en de sleepboot Witte Zee (Bewakingsvaartuig 5) naar Portsmouth in Engeland, waar de groep op 15 mei aankwam. Vanaf 17 mei stond de O10 onder Brits bevel en werd ingezet voor patrouillediensten.
Van 14 augustus 1944 tot 11 oktober 1944 was De Jonge commandant van de onderzeeboot Hr. Ms. O 15, waarmee hij voornamelijk onderzeebootbestrijdingsoefeningen ondersteunde.[12]
Latere carrière
Van 20 oktober 1952 tot 9 mei 1953 was De Jonge commandant van het fregat Hr.Ms. De Bitter (F807).
De Jonges laatste functie was Vlagofficier Personeel van de Koninklijke Marine in de Centrale Directie Gezamenlijke Militaire Personeelsdiensten en Pensioenen van het ministerie van Defensie. In deze functie was hij tevens lid van de Personeelsraad van het Ministerie van Defensie.[noot 1]
Mentioned in Despatches (MID), voor het vernietigen van de Italiaanse duikboot 4 februari 1943
De Jonge was gerechtigd tot het dragen van de volgende insignes: Insigne van de Onderzeedienst ('Flipper')[27][28]
Persoonlijk
De Jonges jongere broer Henri (Hans) (1916-1998) was ook marineofficier (kapitein-ter-zee).
In 1940 trouwde De Jonge met Baldine Adrienne Cornélie Voûte (1917-2009). Ze kregen drie zonen en een dochter en zijn de grootouders van politicus Corinne Ellemeet.
↑Unit Histories, Persons Dutch Army, Generaal-Majoor-titulair Jonkheer W.C.M. (Willem Cornelis Mary) de Jonge van Ellemeet
↑Heldersche Courant, 20 juni 1936, Marineberichten, Oost Indië, “… van den dienst der conservatie naar de Hr.Ms. Java: … de LTZ3 jhr. W.C.M. de Jonge van Ellemeet …”.
↑Marineblad jrg 54, 1939 (Bijlage Lijst van Officieren der Koninklijke Marine), p4, Hr.Ms. K XIV, LTZ2 W.C.M. de Jonge van Ellemeet]
↑ abInventaris van het archief van de Directie Plannen en Arbeidsvoorwaarden Militair Personeel van het Ministerie van Defensie, 1976-1988, p12, Personeelsraad
↑Klaar voor onderwater, verenigingsblad van de onderzeedienst reunistenvereniging, nr 131, jaargang 38, maart 2015, p13, Insigne Onderzeedienst “ … Bij beschikking van de staatssecretaris van defensie (marine) van 24 februari 1965 nummer 694937 werd het insigne van de Nederlandse onderzee-dienst ingesteld, voor officieren en schepelingen. … De bevoegdheid tot het dragen van het insigne vangt aan op de dag waarop de aan de militair de aantekening van geoefendheid is toegekend. … ” (geraadpleegd 23 juli 2019)
Voetnoten
↑ abDe Personeelsraad was een overleg- en adviesorgaan van de ministers van Oorlog en Marine. De raad adviseerde in alle zaken betreffende het militaire personeel. Ze werd ingesteld in 1954. In de Personeelsraad zaten toen de Directeur Militair Personeel en zijn plaatsvervanger van het ministerie van Oorlog, de Vlagofficier Personeel en diens plaatsvervanger van het Ministerie van Marine, de adjudant-generaal van de landmachtstaf, de chef Personeel van de luchtmachtstaf en de stafofficier Personeel van de marinestaf, waarvan de laatste 3 ressorteerden onder de chefstaf van hun krijgsmachtdeel.[15] Na het verdwijnen van de Centrale Directie Militair Personeel in 1963 bestond de personeelsraad uit de Vlag- en Opperofficieren Personeel van de drie krijgsmachtdelen en de directeuren van de twee centrale afdelingen van het ministerie van Defensie: de Directeur Dienstplichtzaken en de Directeur Gezamenlijke Militaire Personeelsdiensten en Pensioenen. Het voorzitterschap van de raad werd afwisselend vervuld door een van de vlag- of opperofficieren.[15]
Bij de reorganisatie van de defensietop in 1976 werd de personeelsraad opgeheven en vervangen door het Comité Personeel (COP) onder de Directeur-Generaal Personeel.[16]
Vergelijkbare overleg- en adviesorganen waren de Materieelraad, de Financiële Raad, de Admiraliteitsraad, de Legerraad en de Luchtmachtraad.[17]
↑Hr.Ms. De Bitter (F807) was een fregat uit de Van Amstelklasse van de Koninklijke Marine. Hr.Ms. De Bitter was genoemd naar commandeur Pieter de Bitter (~1620–1666), een Nederlandse kapitein die zich tijdens de Eerste Engelse oorlog – toen zijn schip was ingedeeld bij het eskader onder bevel van admiraalDe Ruyter – zich tijdens de Slag bij Ter Heijde bijzonder wist te onderscheiden. Na vele jaren in de Oost te zijn geweest, waar hij onder meer in 1656 deel nam aan de verovering van Colombo, keerde De Bitter in 1663 als commandeur van de retourvloot naar Nederland terug. Hoewel er 60 Britse oorlogsschepen op hem loerden, bracht hij zijn 12 schepen behouden in de Noorse haven Bergen binnen.
De zes schepen van de Van Amstelklasse waren in 1950 van de Amerikaanse marine overgenomen. Hr.Ms. De Bitter werd als torpedobootjagerUSS Rinehart (DE-196) gebouwd voor de Amerikaanse marine tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Rinehart voerde in de Atlantische Oceaan en de Stille Oceaankonvooi- en escortediensten. De kiel werd gelegd op 21 oktober 1943, ze werd te water gelaten op 9 januari 1944 en in dienst gesteld op 12 februari 1944. Op 17 July 1946 werd ze opgelegd op 1 mei 1950 overgedragen aan de Koninklijke Marine onder de naam Hr.Ms. De Bitter.
Tot het einde van 1950 fungeerde het fregat als volgschip voor het vliegdekschipHr.Ms. Karel Doorman. Vanaf 20 oktober 1952 was het schip ingedeeld bij Smaldeel 5. Op 11 mei 1954 werd het schip uit dienst gesteld en kwam het in eerste reserve.
Op 14 december 1959 werd Hr.Ms. De Bitter weer in dienst gesteld en toegevoegd aan Opleidingssmaldeel 1. Het smaldeel verleende van 1 tot 3 maart 1960 op grote schaal hulp aan slachtoffers van de aardbevingsramp in Agadir. Het fregat werd op 1 juni 1962 opnieuw uit dienst gesteld.
Op 1 oktober tot 13 december 1963 werd ze voor korte tijd opnieuw in dienst gesteld.
Op 2 november 1965 werd het fregat voor de laatste keer in dienst gesteld om vanuit Willemstad (Curaçao) dienst te doen als stationsschip. Op 7 juni 1966 was het schip weer terug in Nederland en op 22 juni 1967 werd Hr.Ms. De Bitter voor de laatste maal uit dienst gesteld en bij ministeriële beschikking nr. 741704/729330 werd het schip op 24 oktober 1967 uit de sterkte afgevoerd en op 14 februari 1968 ten bate van de Verenigde Staten voor sloop verkocht aan de firma Eckhart und Co. Te Hamburg.[21][22][23][24][25]
↑ Militairen ontvangen de Orde van Oranje-Nassau "met de Zwaarden", wat inhoudt dat zij in plaats van een gouden of zilveren lauwerkrans een paar gekruiste zwaarden in de armen van het kruis dragen.