In Zweden, Duitsland, Denemarken, België en Nederland is Hans een op zichzelf staande naam. Oorspronkelijk was het een verkleinwoord, afgeleid van Johannes, zoals Klaartje een verkleinwoord is van Klara.
Het vroegste gedocumenteerde gebruik van de naam is in 1356 in Zweden, in 1360 in Noorwegen, en in de 14e eeuw in Denemarken.
Variaties op Hans
Han
Hania
Hank
Hanko
Hanna
Hannes
Hännes
Hänneschen
Hanns
Hännschen
Hannu
Hansal
Hansele
Hanselmann
Hanserl
Hansi
Hansje
Hanske
Hanso
Henner
Hennes
Henning
Hensal
Honsa
Jan
Jannes
Jo
Joop
Joha
Johan
Johann
Lans
Mans
"Hansel" (Duits voor Hänsel) is een variatie en betekent "Kleine Hans". Een andere variant is Hänschen. Deze komt voor in het Duitse gezegde "Was Hänschen nicht lernt, lernt Hans nimmer mehr," wat betekent: "Wat Hansje niet leert zal (grote) Hans nooit leren (je moet dingen in je jeugd leren)."
Bekende naamdragers
Hans van Denemarken, Deense koning, die Johannes werd gedoopt.
Hans "Hasse" Alfredson, Zweeds auteur en filmregisseur.