In zijn jeugd verliet hij Spanje, waarschijnlijk onder druk van de Saracenen, en kwam naar het Frankisch Rijk, waar hij zijn eigenlijke naam van Galindo veranderde in Prudentius. Hij werd opgeleid aan de Paltsschool in Aken. In 847 werd hij tot bisschop van Troyes benoemd.
In Troyes werd zijn feestdag op 6 april gevierd als die van een heilige, dit hoewel de bollandisten zijn cultus niet erkennen[2]. Zijn werken zijn, met uitzondering van zijn gedichten, geprint in Patrologia Latina, CXV, 971-1458. Zijn gedichten in Mon. Germ. Poetæ Lat., II, 679 sq.
Theologische standpunten
In de controverse over de dubbele predestinatie tussen Godschalk van Orbais, aartsbisschop Hincmar van Reims, en bisschop Pardulus van Laon, stelde hij zich tegenover Hincmar in een aan hem gerichte brief. In deze brief, die rond 849 werd geschreven, verdedigt hij tegenover Hincmar een dubbele predestinatie, namelijk, de ene voor beloning, de andere voor straf, echter niet voor de zonde. Hij is verder van mening dat Christus alleen stierf voor degenen die daadwerkelijk worden gered.
Dezelfde mening verdedigt hij in zijn De prædestinatione contra Johannem Scotum, die hij in 851 op instigatie van aartsbisschop Wenilo van Sens schreef. Wenilo van Sens had hem de negentien artikelen van Johannes Scotus over de predestinatie ter weerlegging toegezonden. Toch bleek op de synode van Quierzy dat hij de vier artikelen van Hincmar van Reims, waarin de leer van de dubbele predestinatie wordt verworpen, onderschrijft, misschien uit eerbied voor de aartsbisschop, of misschien ook uit angst voor koning Karel de Kale.
In zijn Epistola tractoria ad Wenilonem, geschreven rondom 856, bevestigt hij echter opnieuw zijn vroegere mening en laat hij zijn goedkeuring over de wijding van de nieuwe bisschop Aeneas van Parijs afhangen van diens stellingname met betrekking tot vier artikelen ten gunste van de leer van de dubbele predestinatie.
Van grote historische waarde is zijn voortzetting van de Annales Bertiniani van 835-61, waarin hij een betrouwbare geschiedenis van die periode van de West-Frankische Rijk presenteert.
Hij is ook de auteur van Vita Sanctæ Mauræ Virginis[3] en enige gedichten.
Referenties
(de) Girgensohn, Prudentius und die Bertinianischen Annalene (Riga, 1875)
(de) Freystedt, Ueber den Prädestinationsstreit in Zeitschrift für wissenschaftl. Theologie (1893), 315 sq., 447 sq.
(fr) Breyer, Les vies de St. Prudence Evéque de Troyes, et de St. Maura, vierge (Troyes, 1725)
(la) Meddeldorff, De Prudentio et theologia Prudentiana commentatio in Zeitschrift für histor. Theol., II (1832), 127-190