De Veluwe meet ongeveer 1.000 km². In tegenstelling tot het oude kwartier heeft de Veluwe geen duidelijk gedefinieerde vaste grenzen. Globaal gezien ligt de regio ingesloten tussen het IJsseldal, de Veluwerandmeren, de Nederrijn en de Gelderse Vallei. Een gebied met een oppervlakte van 912 km² is aangemerkt als Natura 2000-gebied.
Grote delen van de Veluwe bestaan uit stuwwallen, die zo'n 150.000 jaar geleden ontstaan zijn in de voorlaatste ijstijd, het Saalien. Voorafgaand aan de ijsbedekking hadden grote rivieren daar dikke lagen zand en grind met dunnere lagen klei afgezet. Deze afzettingen zijn gevormd door de Rijn en Maas, maar ook door rivieren vanuit het oosten (onder andere door het zogenaamde eridanos riviersysteem). Toen in het Saalien, het ijs tot dit deel van Nederland oprukte werden deze rivierafzettingen opgestuwd in hoge stuwwallen, zoals op de Veluwe.
In het zuiden van de Veluwe, bij Schaarsbergen, ontstond aan de voorkant van het ijs een grote sandrvlakte door sediment uit het smeltwater. Op deze sandrs zijn ook zwerfkeien te vinden die meegespoeld zijn met het smeltwater uit de ijskap. Ten zuiden van Harderwijk en bij Nunspeet ontstond tussen het ijs en de gevormde stuwwallen een glaciaal meer, waar zandige en kleiige glaciolacustriene afzettingen gevormd waren.[2]
In de laatste ijstijd (het Weichselien) kwamen de gletsjers niet tot in Nederland, maar was de bodem wel permanent bevroren (permafrost). Door de toen heersende harde winden werden lagen dekzand afgezet, met name aan de flanken van de Veluwe.
Boven op de Veluwe vond erosie plaats in deze koude periode. Door de aanwezigheid van permafrost in het voorjaar kon smeltwater van de sneeuw niet makkelijk in de ondergrond infiltreren. Het gevolg was dat het water zich ging concentreren in stromen en de ondergrond ging eroderen waardoor de sneeuwsmeltwaterdalen (of droge dalen) gevormd werden.
Toen het klimaat warmer werd, in het Holoceen, raakte de Veluwe bebost, maar in de Middeleeuwen zorgde de mens voor ontbossing. Grootschalige boskap voor de ijzerindustrie[3] die veel houtskool gebruikte, zorgde samen met intensieve landbouw ervoor dat de wind in de Middeleeuwen vat kreeg op de arme zandgronden. Hierdoor ontstonden grote zandverstuivingen en werden er stuifduinen gevormd. Hierdoor trok de bevolking weg van de Veluwe. Door de boskap is er geen oerbos bewaard gebleven, een groot deel van de huidige Veluwse bossen is aangeplant ten gunste van de houtproductie.[4] Pas tegen het eind van de negentiende eeuw kwam de regio weer in trek en groeide de bevolking weer, met name langs de randen van de Veluwe en rondom Apeldoorn.
Biotopen
De Veluwe bestaat overwegend uit loofbos en naaldbos.[5] Daarnaast liggen er grote zandverstuivingen en heidevelden. Ook is er landbouwgrond en stedelijk gebied. Er lopen verschillende beken door het gebied en er zijn diverse vennen.
De Veluwe geldt als het belangrijkste heidegebied in Nederland, met een totale oppervlakte van circa 15.000 ha.
Naast de struikhei (Calluna vulgaris) komen er op de droge heide grassen voor als ruig schapengras (Festuca ovina subsp. hirtula) en fijn schapengras (Festuca filiformis). Op rijkere bodem zijn soorten te vinden als stekelbrem (Genista anglica), hondsviooltje (Viola canina) en liggende vleugeltjesbloem (Polygala serpyllifolia). Plaatselijk komen voor groot zweepmos (Bazzania trilobata) en blauwe bosbes (Vaccinium myrtilus) Hier en daar groeit jeneverbes (Juniperus communis).
Op vochtiger plaatsen is gewone dophei (Erica tetralix) en veenbies (Trichophorum cespitosum subsp. germanicum) te vinden.
Natte heide is zeldzaam op de Veluwe. Hier vinden we beenbreek (Narthecium ossifragum), welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia) en gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata).
Een zeer groot deel van de Veluwe bestaat uit bos, zowel loofbos, gemengd bos als naaldbos, met als belangrijkste soorten berk, beuk, eik, grove den, larix en lijsterbes.
Het naaldbos, dat overwegend bestaat uit grove den, en het gemengde bos herbergen talloze paddenstoelen en levermossen. In deze bossen komen als vogels voor onder meer de zwarte specht en de wespendief.
Het vliegend hert (Lucanus cervus) komt voor in de bosranden, houtwallen en eikenlanen.
Er lopen tientallen beken door de Veluwe. Sommige hiervan zijn gegraven (sprengen), andere zijn van natuurlijke oorsprong. Aan de sprengenbeken waren vroeger verschillende wateraangedreven papiermolens gevestigd. Later werden deze watermolens omgebouwd tot wasserij.
Voor het beheer van deze beken bestaat sinds 1979 de Stichting tot Behoud van de Veluwse Sprengen en Beken.[6]
Beheer
Het beheer op de Veluwe is verdeeld over diverse beheereenheden, waarvan de Koninklijke Houtvesterij Het Loo (97 km²) de grootste is.
Bosbeheer
Veel bos op de Veluwe is in de periode 1895-1920 aangelegd om stuifzand vast te leggen. Rond 1850 was een derde van de Veluwe bedekt met stuifzand, nu omstreeks een procent. Vooral de grove den bleek geschikt om stuifzand vast te leggen.
Faunabeheer
Rasters
In de periode 1895-1932 werden grote delen van de Veluwe afgerasterd, in bijna alle gevallen omdat de eigenaren wilden jagen. De wildstand op de Veluwe was echter zeer laag; aan het kleine formaat van bewaard gebleven hertengeweien uit die tijd is de hoge jachtintensiteit af te lezen. Dus werden er dieren geïmporteerd en uitgezet in omrasterde stukken Veluwe.
In 2000 besloten Gedeputeerde Staten van Gelderland om tot een natuurlijker beheer te komen op de Veluwe[7]
Sindsdien streeft men niet zonder succes naar het verwijderen van zo veel mogelijk hekwerken en andere obstakels.
Introductie
Verschillende van de huidige grotere zoogdiersoorten en vogelsoorten op de Veluwe zijn ge(her)introduceerd. Het uitgestorven wild zwijn werd ingevoerd door Prins Hendrik. Hij zette in 1907 wilde zwijnen uit Tsjechië en Mecklenburg uit in Kroondomein Het Loo om de zwijnenjacht te beoefenen. Ze ontsnapten ook regelmatig en zo ontstonden er weer populaties elders op de Veluwe. De hoge zwijnenstand (soms ruim 5500 dieren) leidde soms tot overlast.
Het Edelhert was niet uitgestorven maar op zijn jachtterrein De Hoge Veluwe liet de Rotterdamse handelsman Anton Kröller herten uit Oost-Europa uitzetten. Hij schoot daarbij de resterende autochtone Veluwse herten af, mogelijk omdat hij de bestaande populatie te zwak achtte en wilde vervangen door een gezondere. De nieuwe populatie verzwakte echter eveneens en leefde pas na de Tweede Wereldoorlog weer op door veranderd beheer. Kröller liet ter verhoging van zijn jachtgenot ook moeflons komen uit het Middellandse Zeegebied en kangoeroes uit Australië.
Ook is de raaf met succes opnieuw geïntroduceerd op de Veluwe, er leven inmiddels tientallen exemplaren die ook uitvliegen naar omringende gebieden. Er is geprobeerd om het in Nederland zeer zeldzaam geworden korhoen, dat nog slechts met enkele exemplaren op de Sallandse Heuvelrug voorkomt, op de Veluwe te herintroduceren, maar deze poging is tot nu toe mislukt. Het korhoen was in de voorgaande eeuwen een bekende en algemene verschijning op de Veluwse heidevelden. Staatsbosbeheer heeft besloten om vanaf het voorjaar van 2015 wisenten uit te zetten op de heide, te beginnen op de Midden-Veluwe.[8] In 2019 werd bekend dat er voor het eerst in meer dan anderhalve eeuw weer wolven worden gesignaleerd op de Veluwe, waarna er in juni van dat jaar bekend werd dat er een nest welpen is geboren.[9]
In de prehistorie was de Veluwe al bewoond, op diverse plaatsen zijn raatakkers en grafheuvels gevonden. In 2010 zijn onverwachts sporen gevonden van een 12e-eeuwse nederzetting te midden van de stuifzanden van Nationaal Park De Hoge Veluwe.[10]
In de middeleeuwen leidde ontbossing en intensieve landbouw door de arme bevolking ertoe dat de bodem erodeerde en er steeds groter wordende zandverstuivingen ontstonden. Er was sprake van woestijnvorming. De bevolking trok weg. Pas in het begin van de 20e eeuw kwam er een project op gang van grootschalige bosaanleg (dennen t.b.v. de mijnbouw in Limburg). Was eerst nog maar 30% van de Veluwe bebost, nu is dat 70%.[11]
Op de Veluwe zelf (het bosgebied) liggen slechts enkele dorpen en wonen op een oppervlakte van 912 km² circa 13.900 mensen, zodat het gebied, met slechts 15,2 inwoners per km², voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk dunbevolkt is. Deze dorpen leefden van de landbouw die op de schrale zandgronden mogelijk was. In een straal van 10 km buiten dit gebied wonen echter enkele honderdduizenden mensen, in onder meer steden als Arnhem, Apeldoorn, Harderwijk, Ede en Barneveld. Veel van deze kernen zijn sinds 1960 sterk gegroeid.
De Veluwe is in godsdienstig opzicht een protestantse streek. Er is een tweedeling zichtbaar tussen enerzijds de noordelijke en westelijke helft van de Veluwe, die een overwegend reformatorisch karakter heeft, en anderzijds de oostelijke en zuidelijke helft van de Veluwe, die overwegend gematigd tot niet-gelovig is. Het noorden en westen van de Veluwe maken deel uit van de Bijbelgordel die zich uitstrekt van het noorden van Overijssel tot in Zeeland.
Economie
Visserij
Aan de Zuiderzeekust lagen enkele belangrijke vissershavens, met name Harderwijk en Elburg. Deze bedrijfstak, die door de eeuwen heen steeds honderden vissers een nering had geboden, hield op te bestaan na de afsluiting van de Zuiderzee met de Afsluitdijk en de inpoldering van Flevoland.
Industrie
Sinds de 17e eeuw werden met behulp van waterkracht papiermolens aangedreven. Ook voor de papierfabricage zelf was veel zuiver water nodig. Dit werd geleverd door de sprengen. Papierpulp werd verkregen door het vermalen van lompen. Zie De Middelste Molen (Loenen).
Later concentreerde de papierfabricage zich in Renkum (Zuid-Veluwe) en Eerbeek (Oost-Veluwe).
Toerisme
Het toerisme is op de Veluwe sterk ontwikkeld. De provincie Gelderland wenst de verblijfsrecreatie steeds meer te concentreren langs/in de minder kwetsbare randen van het gebied. Hiermee probeert men de grote druk van de recreatie op de natuur te verkleinen. Verschillende recreatiebedrijven in het centrum van de Veluwe en een kazerneterrein bij Nunspeet zijn weer aan de natuur teruggegeven. De overgebleven recreatiebedrijven worden daarbij zoveel mogelijk gemoderniseerd en aangepast aan de wensen van de huidige tijd.
Kunst
Tussen 1860 en 1870 werd Oosterbeek wel het Hollandse Barbizon genoemd; de groep schilders die er werkten worden wel aangeduid als de 'Oosterbeekse school'.
Veluws is een Nedersaksisch dialect dat op de Veluwe wordt gesproken. Het kent twee onderverdelingen van het hoofddialect, namelijk het West- en het Oost-Veluws. Deze twee dialecten lijken op elkaar, maar verschillen in grammatica wel enigszins.
Etymologie
Veluwe is een afleiding van het Germaanse "falwa" (vaal, bleek).[12] In de zin van "braakliggend land" heeft het woord een Engelse tegenhanger in "fallow lands" en staat het eventueel in tegenstelling tot het vruchtbare "goede land" Betuwe (PIE "bhad" = "goed") in het zuiden.
Wim Huijser en Martijn Nugteren: Veluwse verkenningen. Op zoek naar de ziel in het landschap, uitg. KNNV Uitgeverij, 2020
Jos de Weerd: De Veluwe gereformeerd. machtswisseling en religieuze verandering in de zestiende eeuw. Amsterdam University Press, 2022. ISBN 9789463727884